Een moment…

Pikeurs loten vanaf 2017 minder vaak zichzelf

Het komend seizoen zal het minder voorkomen dat kortebaanpikeurs bij de loting voor een volgende omloop zichzelf als tegenstander treffen. Het bestuur van de Kortebaanbond kondigde eerder al aan te streven naar een oplossing waarbij het ‘zichzelf loten’ zoveel mogelijk zou worden beperkt. “Helemaal vermijden kunnen we het niet,” aldus voorzitter Gerard Post Uiterweer: “Als een rijder met twee paarden de finale haalt, zijn tenslotte ook alle opties uitgeput. En als een pikeur op een kortebaan twee of drie keer achter elkaar zichzelf loot, en steeds een ander startnummer krijgt, gaat het lijken of hij of zij wordt gematst.” 

Afgelopen seizoen kwam het 21 keer voor dat een pikeur zichzelf lootte voor de volgende omloop. De rijder moest dan kiezen voor één van beide paarden. Alle 21 keer werd in de volgende rit het andere paard met ‘gastpikeur’ verslagen. Het kortebaanpubliek had hierop nogal wat kritiek: de rit was voorspelbaar en men voelde zich bekocht. Ten tijde van het inzetten bij Runnerz was immers niet bekend achter welk paard de pikeur zou blijven áls hij of zij zichzelf zou loten. De roep om herinvoering van het sterretje (waarmee de pikeur tevoren het voorkeurspaard aangeeft) laaide op.

De Kortebaanbond voelde hier weinig voor: meer voorkennis is leuk voor het spelend publiek, maar op voorspelbare ritten zit niemand te wachten. De deelnemers stonden ook niet te juichen. Die laten liever van de vorm van de dag afhangen welk paard zij de voorkeur geven. Het bondsbestuur heeft de belangen van publiek en deelnemers afgewogen en gezocht naar een oplossing. Met ingang van 2017 wordt ‘doorgeloot’ zodra duidelijk wordt dat een pikeur in de tweede of derde omloop zichzelf zou treffen: er wordt dan direct een 2e startnummer getrokken, en het 1e nummer gaat terug in de fles van de wedstrijdsecretaris.

In samenspraak met de NDR is het ‘doorloten’ beperkt tot de tweede en derde omloop. In de vierde omloop –waarvoor zich bij een koers met 24 paarden normaal gesproken drie paarden plaatsen, én een bijgeloot paard dat startnummer 2 of 4 krijgt– is uit elkaar loten niet meer te doen. Daarnaast is besloten dat een rijder per kortebaan maar één keer mag doorloten: in de tweede óf in de derde omloop, maar niet tweemaal achter elkaar. De voorzitter van het bondsbetuur: “We zijn met de NDR tot de gezamenlijke conclusie gekomen dat we hiermee de voorspelbaarheid van de kortebaan fors verkleinen, zonder dat het lot een deelnemer onevenredig voor- of nadeel kan bezorgen. Wij denken dat de belangen van de rijders én van het publiek hiermee optimaal zijn gediend.”