Een moment…

Drafsport: ethisch en verantwoord

Dierenactivisten blijven zich uitspreken over vermeende welzijnsproblemen in de paardensport. De sector neemt kritiek serieus en is vol zelfreflectie, maar de standpunten lopen –zoals te verwachten– wijd uiteen. In het voorjaar van 2024 is de inzet van dieren bij sport- en culturele evenementen als acceptabel beoordeeld in het rapport “Zienswijze plezier voor mens én dier?” van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA). Verder is recent een zeer bruikbare ethische analyse gepubliceerd over de paardensport. De slotconclusie uit beide rapporten is, dat de Stichting Nederlandse Draf- en Rensport goed op weg is met de welzijnsmaatregelen. Klaar zijn we er nog niet mee, maar de draf­- en rensport behoort met zijn welzijnsbeleid tot de kopgroep van de hippische wereld.

Door Prof. dr. René van den Hoven, emeritus hoogleraar diergeneeskunde, als deskundige op het gebied van paardenwelzijn verbonden aan de Stichting NDR en de Sectorraad Paarden.

Het RDA-rapport is de consensus van 39 commissieleden. De conclusie is ambtelijk en lang, daarom heb ik de relevante opmerkingen geselecteerd. Zo signaleert de RDA dat voor veel mensen de mens-dieractiviteiten een belangrijk deel van hun identiteit vormen, voor anderen is het ontspanning of een sportieve bezigheid. Kortebaandraverijen zijn bovendien verankerd in eeuwenoude tradities. De RDA vindt dat paardensport in de breedste zin mogelijk is indien voldaan is aan principes van een dierwaardige inzet. Sport, ontspanning, traditie en vermaak moeten plezierig zijn voor mens én dier. Dus vindt de RDA dat de sectororganisaties correct onderbouwde dierenwelzijnsplannen horen te hebben die nageleefd worden. Dit proces is binnen de draf- en rensport al een aantal jaar operationeel en wordt waar nodig aangepast aan nieuwe feiten.

Een goede ondersteuning voor onze ethische principes werd recent aangeleverd door een passende analyse van Prof. Madeleine Campbell (zelf een ruiter). Hierin beargumenteert ze uitvoerig dat paardensport volgens twee heersende ethische theorieën (deontologie en deugdenethiek) volstrekt acceptabel is. Ook binnen de leer van het utilitarisme (zoals in onze ethische code) is paardensport volstrekt verantwoord als men de absolutistische rechtstheorie van Reagan (1985) uitsluit. Die laatste theorie hangen de dierenrechtenactivisten aan. Deze absolutistische theorie is ontoereikend voor een juiste dierenethiek omdat deze geen rekening houdt met de vele positieve aspecten van de mens-dier relatie. Onze ethiek houdt in dat we een goed en voldoende lang leven voor een draver of volbloed voorstaan. Hierbij is het logisch dat het niet altijd feest is. Soms zijn er ook korte onaangename momenten, net zoals als in een mensenleven. We moeten begrip hebben voor het gevoel van paarden bij zowel negatieve als positieve ervaringen. Nieuwe objectieve feiten over de mens-dier interacties zullen ons nu helpen om ons handelen ethisch perfect te kunnen rechtvaardigen.