De kortebaan wordt algemeen beschouwd als de bakermat van de drafsport in Nederland. Het begon al eeuwen geleden met onderlinge wedstrijden en weddenschappen van boeren en andere paardenbezitters. In het begin werd paard tegen paard gereden en vaak nog ‘vanaf de deken’ (het ‘paard onder de man’, zonder zadel en rechtuit over 300 meter). Naarmate er meer deelnemers kwamen, werd het een afvalrace zoals we die nu ook nog kennen.
De oudste nu nog bestaande kortebaandraverij is die van Santpoort. Daar wordt al sinds 1752 ‘gekortebaand’, naar verluidt is de traditie in al die jaren slechts 7x overgeslagen. Een goede tweede in de historie is Medemblik, waar de harddraverijvereniging in 1842 werd opgericht. De kortebaan vindt daar al 175 jaar in precies dezelfde straat plaats, met uitzicht op het oude stadhuis.
In 2016 werd de harddraverij van Medemblik op de Nederlandse inventarislijst van immaterieel cultureel erfgoed geplaatst. Deze eer was al eerder weggelegd voor de Stompwijkse Paardendagen, waarvan ook een kortebaandraverij (op gras) onderdeel uitmaakt. In 2019 zijn ook de Voorschotense Paardendagen, inclusief de plaatselijke kortebaandraverij, in de inventaris opgenomen. In 2021 volgden nog eens 10 kortebanen, zodat er inmiddels 13 de erfgoedstatus hebben verworven. Naast Stompwijk, Medemblik en Voorschoten zijn dat Assendelft, Heemskerk, Hillegom, Hoofddorp, IJmuiden, Lisse, Nootdorp, Santpoort, Venhuizen en Warmond.
bron (en meer historie): Nationaal Draf- en Rensportmuseum/archief